Eerste aanplant voor het bos van morgen
Op maandag 8 april vond de eerste aanplant plaats van het project «Arboretums 125 jaar» dat gesteund wordt door de Koninklijke Belgische Boswachterij (SRFB). Het doel van het project is om oplossingen te vinden voor de problemen van verschillende belangrijke boomsoorten als gevolg van de klimaatverandering.
Beuken en sparren bijvoorbeeld, die alleen al bijna 40% van het Waalse bosareaal uitmaken, hebben te lijden onder zomerse hittegolven en droogtes. Deze veranderingen maken hen bijzonder gevoelig voor aanvallen van insectenplagen zoals de sparrenbastkever. Klimatologen voorspellen dat extreme weersomstandigheden steeds vaker zullen voorkomen. De meest gevoelige soorten zouden achteruit kunnen gaan.
Breng het bos de meest veelbelovende boomsoorten voor de toekomst
Om een gediversifieerd bos te behouden dat alle functies vervult die eraan worden toegekend, is het belangrijk om boomsoorten te diversifiëren en soorten die beter bestand zijn tegen toekomstige klimaatomstandigheden in het bosbouwerspalet op te nemen.
Dat is het doel van het project van de SRFB, waarvan de eerste fase bestaat uit het testen van een vijftiental nieuwe soorten onder reële omstandigheden in een netwerk van proefvelden verspreid over heel Frankrijk. Deze plantages zullen op lange termijn gevolgd worden en over 20 tot 30 jaar zullen we het potentieel van de geteste bomen kunnen beoordelen op het vlak van productiviteit, weerstand tegen ziekten en plagen en weerstand tegen extreme klimaatomstandigheden. Zoals Philippe de Wouters, directeur van de SRFB, zegt: «Deze lange, continue monitoring zal de bosbouwers van morgen in staat stellen om met kennis van zaken de meest veelbelovende soorten aan te planten».
Terwijl de SRFB het project en de uitvoering ervan coördineert, wordt het ondersteund door een Wetenschappelijk Comité voor de selectie van soorten, de validatie van protocollen en de analyse van toekomstige resultaten. Het wetenschappelijk comité bestaat uit onderzoekers van universiteiten en openbare bosbouwonderzoeksinstituten (INBO en DEMNA) en DNF (comptoir forestier). Het project wordt ook ontwikkeld in samenwerking met boseigenaren, die hun percelen ter beschikking stellen.
Welke soorten voor de bossen van morgen?
Het perceel in Bra-sur-Lienne (Lierneux) is het eerste dat in het kader van het project wordt aangeplant. Op een oppervlakte van bijna 2 hectare zullen Atlasceders (uit Noord-Afrika), Nordmannsparren (uit het Kaukasusgebergte) en Douglassparren (uit Californië) worden geplant. Deze soorten zijn geselecteerd op hun resistentie tegen droogte in combinatie met een goede weerstand tegen koude periodes, wat mogelijk zal blijven ondanks de verwachte klimaatveranderingen.
Vanaf de volgende winter zal het netwerk in het hele land vorm krijgen met de aanplant van ongeveer tien nieuwe percelen met steeneiken, zachte eiken, Corsicaanse dennen enz.
Inheemse soorten worden niet vergeten. In het geval van de beuk bijvoorbeeld, die naast zijn bosbouwkundige en economische waarde een natuurlijk en cultureel erfgoed vertegenwoordigt dat behouden moet blijven, zullen soorten uit Zuid-Europa worden getest. Het doel is om de beuk te behouden door soorten uit het zuiden te introduceren die a priori beter bestand zijn tegen droogte.